In Rudolf Steiners geschrift De geestelijke leiding van mens en mensheid staat op bladzijde 25 van de Nederlandse vertaling genoteerd:
" Als we nu door een
waarachtige beschouwing van ons menszijn tot deze Christus-idee zijn gekomen en
weten dat we Christus het beste leren kennen als we hem eerst in onszelf
zoeken, en als we daarna terugkeren tot de Bijbelse geschriften, dan krijgt de
Bijbel past haar waarde. En niemand weet beter, maar niemand weet ook bewuster
de grote waarde van de Bijbel te schatten dan iemand die Christus op de
aangegeven wijze heeft gevonden. "
Vandaag werd mij Heinrich Ogilvie's naar het Nederlands vertaalde Het Nieuwe Testament toegezonden. Ben
inmiddels bijna 64 jaar oud (geboortedatum: 5 februari 1959). Op pakweg
18-jarige leeftijd kocht ik een complete Bijbel, inclusief het Oude Testament,
uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap (NGB), 1951; tegenwoordig
het Nederlands-Vlaams Bijbelgenootschap geheten. Heel af en toe keek ik die in,
maar veel deed ik er niet mee. Heb geen kerkelijke achtergrond, stond er
neutraal of relatief onbewogen tegenover, terwijl de stroom van het 20 en
21-eeuwse leven mij steeds meer met zich meesleurde, tekende en de adem ontnam.
Op 21/22-jarige leeftijd kwam
ik in aanraking met antroposofie, welke voor mij van aanstonds af een
levenslange ernstige levensstudie vormt. Las vandaag in de genoemde NGB
vertaling Johannes 14:1-14 (Het huis des Vaders) en Johannes 14:15-31 (Jezus
belooft de Trooster). De Bijbel laat me niet langer min of meer onberoerd,
omdat wat in de bovenstaande Steiner tekst wordt geschetst voor mij op bijna
64-jarige leeftijd realiteit is geworden. Hieronder
laat ik de eerste alinea uit Johannes 14:15-31 (Jezus belooft de Trooster)
volgen:
Jezus belooft de Helper: de Geest der Waarheid:
" Indien gij mij liefhebt, zult ge trouw blijven aan mijn opdracht. En ik zal de Vader vragen en hij zal u een ander geven die u bijstaat, opdat hij met u zij door alle tijden heen: De Geest der Waarheid. Hem kan deze wereld niet vatten, omdat zij hem niet ziet en hem niet kent. Maar gij kunt hem kennen, omdat hij bij u woont en in u zal zijn. Zo laat ik u niet als wezen achter, ik komt tot u. "
Reacties
Een reactie posten